Als toepassingsvoorbeeld voor drones wordt vaak gedacht aan verkenningsmissies in ontoegankelijk gebied. Maar er moet nog veel ontwikkeling plaatsvinden om te voorkomen dat de machine daar vast komt te zitten, met name als het contact met de piloot wordt verbroken. Om ze zelfstandig te kunnen laten opereren en zo hun overlevingskansen te vergroten moeten drones een goed gezichtsvermogen hebben dat weinig rekenkracht vereist, waardoor de afmetingen beperkt blijven. 

Darius Merk, robot-enthousiasteling en natuurkundestudent bij het laboratorium voor intelligente systemen van de EPFL stelt in het kader van zijn afstudeerscriptie een oplossing voor die is geïnspireerd op het gezichtsvermogen van insecten. De drone waaraan hij heeft gewerkt moet volledig zelfstandig obstakels kunnen ontdekken. Het stereoscopische gezichtsvermogen van de mens laat ons diepte en afstand waarnemen, maar de rekenkracht die is vereist om de menselijke ogen met een camera op een drone te simuleren maakt het nodig om een kleine computer in te bouwen en dat staat miniaturisatie in de weg. 

De voorgestelde oplossing is een apparaat dat ‘ziet’ zoals facetogen dat doen. Insecten oriënteren zich met behulp van de verschuivingen in het beeld die tussen de facetten (tijdelijke punten met hoge resolutie) ontstaan: een object in de verte beweegt zich minder snel van het ene facet naar het andere dan een object dat zich dichtbij bevindt. Om een beeld van de omgeving rondom de drone te krijgen zijn twee camera’s van 15 gram voldoende, een aan de voorkant en een aan de achterkant. Er is weinig rekenkracht nodig en miniaturisatie is eenvoudig. Om reddingswerkers bij missies in moeilijk toegankelijk gebied te assisteren zou een lichte zelfstandige drone die obstakels kan ontwijken een geprogrammeerde koers kunnen volgen waarbij een videoverslag wordt gemaakt of foto’s worden genomen.