Een netvliesprothese vervangt de lichtgevoelige cellen van een beschadigd netvlies en bestaat uit een, in een bril ingebouwde, elektronische camera, waarvan het outputsignaal wordt overgebracht naar een microscopisch kleine elektrodenmatrix. Deze matrix bevindt zich binnenin het oog en staat in rechtstreeks contact met het beschadigde netvlies en daarmee met de oogzenuw. Met dit systeem kunnen zelfs volledig blinde patiënten een beeld van de omgeving in de vorm van ruwe lichte en donkere punten krijgen. Helaas is het oplossend vermogen niet goed genoeg om ook gezichten te kunnen herkennen of teksten te lezen.

Om de grenzen van het oplossend vermogen te meten en de oorzaken voor de slechte beeldkwaliteit van zulke protheses te onderzoeken, is uitgebreid met ratten geëxperimenteerd, waarbij een reeks natuurlijke, optisch zintuigelijke waarnemingen (links in de figuur) is vergeleken met die van de prothese (rechts).

Bij het onderzoek naar de verschillen in intensiteit en samenstelling tussen de beide signalen hebben de onderzoekers een sterke elektrische „vermenging“ van de prikkels vastgesteld. De dunne vloeistoffilm tussen elektrode en netvlies heeft het effect, dat de elektrische signalen van de individuele elektroden ook bij naburige zenuwcellen terecht komen. Dat veroorzaakt een verslechtering van het oplossend vermogen (rode lijnen en blauwe kromme). Op basis van deze kennis en experimenten zijn de onderzoekers erin geslaagd, het contact tussen netvlies en elektroden te verbeteren, waardoor minder stroom wordt verstrooid en de prestaties van de prothese sterk verbeteren.

De betreffende lange termijn-studie wordt uitgevoerd door het neurowetenschappelijke instituut van de universiteit van Aix-Marseille in samenwerking met de universiteit van Grenoble en het Franse „Institut de la vision“ en helpt in eerste instantie patiënten met oogziekten als retinitis pigmentosa en ouderdomsgerelateerde maculadegeneratie.