Misschien hebt u dat ook wel: je leest, ziet en hoort veel over het „Internet of Things“, maar het is lastig om overzicht te krijgen in die warboel van informatie. Natuurlijk heeft dat ten eerste te maken met het onderwerp zelf. Netwerksystemen zijn nou eenmaal niet zo gemakkelijk te begrijpen als een gewoon standalone elektronica-project, waarbij alles op één enkele print zit. Anderzijds zijn er ontelbare manieren om data van bijvoorbeeld een sensor naar een applicatie op een target-apparaat te krijgen. Dat begint al in de onderste lagen van het protocol. Daar concurreren allerlei standaards voor draadloze communicatie met communicatie via een kabel, bijvoorbeeld over Ethernet.

Ik heb de „strijd“ aangebonden en ben begonnen om op Internet te gaan speuren naar een rode draad in de kluwen van het Internet of Things. Ik ben begonnen bij de cloud-services die verschillende bedrijven aanbieden. Over het algemeen bedoelen we met „de cloud“ dat deel van het Internet, waarvan de gebruikers niet (hoeven te) weten waar de individuele onderdelen zich bevinden. Wie gegevens uploadt naar de cloud, weet niet waar die precies terechtkomen; de cloud is nou eenmaal „bewolkt“. Dataopslag in de cloud is inmiddels bij veel aanbieders te huur, maar dat is maar één van de vele aangeboden clouddiensten. We kunnen ook programma’s laten uitvoeren in de cloud. En de bediening daarvan voelt nauwelijks anders aan, dan het werken met software die op ons eigen systeem is geïnstalleerd (Software as a Service). Er zijn ook programmeeromgevingen beschikbaar om eigen applicaties te ontwikkelen, die ook weer in de cloud draaien (Platform as a Service). Klassieke cloud-aanbieders, zoals bijvoorbeeld de Amazon Web Services, hebben de tekenen van de tijd herkend en bieden tegenwoordig ook IoT-componenten aan. „Devices“ (apparaten), die bijvoorbeeld zijn uitgerust met sensoren, sturen hun data naar de cloud, waar ze in een databank worden opgeslagen om later door andere apparaten van de gebruiker (bijvoorbeeld een smartphone) op te vragen. Een belangrijk voordeel: De producent van de data (sensorkaart) hoeft niet meer continu via het net verbonden te zijn met de consument van de data (smartphone-app). Je kunt hierbij denken aan energiebesparing: De sensorkaart kan tussen twee metingen rustig gaan slapen.

Voor Amazon is dit niet zo’n lastige oefening: opslag van gegevens in databanken hadden ze al lang in hun de traditionele cloud-geheugen-service, en belangrijke softwarecomponenten kunnen worden hergebruikt. Ze hebben daar al veel ervaring mee. Maar er zijn ook veel kleinere aanbieders op de markt, bijvoorbeeld de startup Relayr („Wunderbar“). Ook hardware-ontwikkelaars zoals Digi („XBee“) en, natuurlijk, ARM willen cloud-services opzetten. Wie goed kijkt, ziet dat er erg veel overeenkomsten zijn tussen deze diensten, onder meer bij de gebruikte overdrachtsprotocollen, zoals bijvoorbeeld HTTP en MQTT. Meer daarover in het volgende deel!