Voor elke automobilist is het een horrorscenario: tussen twee straatlantaarns of in de schaduw van twee geparkeerde auto's komt plotseling een voorheen onzichtbare voetganger uit het donker. 

Wanneer de lichtomstandigheden het contrast tussen een object en zijn omgeving doen vervagen, noemen deskundigen dit het "camouflage-effect". Het menselijk oog kan het object onder deze omstandigheden niet waarnemen. Hetzelfde geldt voor camera-ogen van autonome voertuigen.

Onderzoekers van het Karlsruhe Institute of Technology (KIT) werken aan een methode om de koplampen van auto's optimaal aan te passen aan de lokale omstandigheden met behulp van externe sensoren die zich langs de weg of in andere voertuigen kunnen bevinden.
De slimme koplamp kan zijn lichtverdeling aanpassen aan de omgeving. Dit wil zeggen bepaalde gebieden volledig onderdrukken, terwijl andere helder verlicht zijn.

Onderzoekers werken nu aan het onderling verbinden van de koplampen met ultrasone, radar- of lidarsensoren in de auto. Als de sensoren een obstakel detecteren dat zich in de dode hoek van het oog of de camera bevindt, dient de koplamp autonoom te reageren en de plek te verlichten of het licht te dimmen. Door stationaire straatverlichting te combineren met variabele koplampen wordt een optimaal zicht bereikt, volgens de onderzoekers.

Ook moet de auto praten met de omgeving: beveiligingscamera’s of geluidssensoren aan de kant van de weg kunnen dingen zien die onzichtbaar zijn vanuit de auto. Al die sensorinformatie moet aan boord van de auto razendsnel worden verwerkt en vertaald naar een opdracht voor de koplampen.

Hoe dat in de praktijk precies gaat werken, onderzoeken de Duitsers de komende tijd. Ze testen een experimentele auto op een testbaan in de buurt.