Het boek beschrijft heel goed allerlei ervaringen die te maken hebben met luisteren in grote ruimtes en zelfs grote gebouwen, vooral concertzalen en kerken (places of worship zoals de auteur Honeycutt die noemt). Elk hoofdstuk in het boek beschrijft eerst hoe het communicatieprobleem, dat de slechte akoestiek veroorzaakt, onder woorden wordt gebracht door de verschillende partijen: zoals de vocalist die last heeft van het geroezemoes van het publiek, het publiek dat last heeft van echo’s en het gezoem van de airco en de ongelukkige geluidstechnicus die ontdekt dat zijn zorgvuldig voorbereide instellingen van de mengtafel onbruikbaar zijn, als de zaal vol zit met mensen met een jas aan. Honeycutt’s boek gaat in op al die aspecten en meer.

Wat ook opvalt aan dit boek is de solide theoretische basis die het presenteert bij het aanpakken en analyseren van problemen, die op het eerste gezicht een Gordiaanse knoop lijken van natuurkunde, akoestiek en elektronica aan de ene kant en menselijke (= zeer subjectieve) perceptie aan de andere kant. Zoals de geluidstechnicus die aan het begin van het concert een bescheiden geluidsniveau heeft ingesteld, maar tijdens het concert successievelijk alle instrumenten en microfoons verder open draait totdat er een muur van geluid is ontstaan in een poging de erbarmelijke prestaties van de artiesten te maskeren. Dat is de beruchte mythe “volume-lost-alles-op”, die in het boek zorgvuldig wordt ontkracht. Dat begint met een zorgvuldige bespreking van alle natuurkundige parameters die een rol spelen en de eenheden die we gebruiken om die te meten. Natuurlijk komen daarbij de bekende watts en decibels aan de orde, maar ook %ALcons, een vrij onbekende, maar heel nuttige eenheid die weergeeft in welke mate de articulatie van medeklinkers verloren gaat. Ik moet toegeven dat ik daar nog nooit van had gehoord. ;-)

Dus probeer in de toekomst eens om, in plaats van het afgezaagde “testing one two three”, “pa-ta-da” in de microfoon te roepen en daarna een aantal luisteraars te vragen wat ze werkelijk hebben gehoord. Het resultaat kan zeker helpen om een tekortkoming in het geluidssysteem op te sporen. Zo kan bijvoorbeeld het ‘p’-geluid van de spreker gedempt worden door de gordijnen boven het podium, waardoor het plosieve karakter van het geluid verloren gaat en het publiek denkt een ‘b’ te horen. Zoiets kan ook gebeuren met de essentiële ruiscomponent van de stemloze medeklinker ‘t’. Als die verdwijnt door een absorberend plafond, gaat de klank meer lijken op de stemhebbende medeklinker ‘d’.