Gebruik

Het opgebouwde printje moet zo worden opgesteld dat de wind er aan alle kanten goed bij kan. Om de print tegen weersinvloeden te beschermen, kan men deze het beste in een kastje onderbrengen en de combinatie T1/T2 iets hoger plaatsen, zodat deze boven het kastje uit steekt (gat afdichten met siliconenkit). Een goede gevoeligheid wordt bereikt wanneer men de temperatuur van T2 ongeveer 5 graden boven de omgevingstemperatuur instelt. Dit wordt gedaan door de ruststroom door T1 met behulp van P1 bij windstilte in te stellen op een stroom van circa 5 mA. De uitslag die de meter dan geeft, kan als ‘windstilte’ worden gekenmerkt (eventueel zelf de schaalverdeling van het metertje aanpassen).

Met weerstand R1 moet men wat experimenteren, zodat de stroom door T1 niet te groot wordt. Mocht de schakeling wat instabiel werken (te snel reageren op veranderingen of overshoot geven op de meter), dan kan de versterking worden verkleind door R5 wat te vergroten. De schakeling geeft natuurlijk geen exacte waardes, maar is handig om te detecteren of het een beetje, gemiddeld, hard of heel hard waait.
 
Figuur 3: Onderdelenlijst